Als een tweede huid. Het werk van Laure Forêt

 

Het zijn de rode vlekken in je hals als je nerveus bent. Het is de blos op je wangen als je je schaamt. Het is kippenvel wanneer een zangstem je ongemeen ontroert. Het is ons grootste orgaan, dat veel meer onthult dan we zouden willen. De huid, een linke verklikker, een eigenzinnigaard waar we weinig aan te zeggen hebben. Het is ook: de rode draad in het werk van Laure Forêt. 

 

Al heel vroeg wist ze dat les beaux arts haar bestemming was. Nochtans was ze in alle vakken goed, maar de drang om zaken te maken was groot. Haar ouders hielden haar niet tegen. Ze hadden misschien liever dat ze met al dat verstand ingenieur zou worden, maar ze zagen ook het vuur in de ogen van dochterlief. Dus werd het Quimper, een kleine, familiale, maar vermaarde kunstschool aan de Bretoense kust. Aan de zee, zoals ze het graag had, en ver genoeg van de ingedommelde landbouwstreek en ouderlijke woonst in Mayenne, om haar vrijheidsdrang bevredigd te zien.

 

In Frankrijk, anders dan in België, worden kunststudenten in het eerste jaar meteen met àlle disciplines geconfronteerd. Van etsen tot fotografie, van keramiek tot textiel, de introductie is ruim. Groot was haar verbazing toen ze tijdens een Erasmusjaar in Antwerpen arriveerde, en daar het gros van de studenten achter een ezel zag staan: “In Frankrijk gold toentertijd het motto: schilderkunst is dood. Wij hadden de nieuwste computers en apparatuur ter beschikking. Digitale toepassingen vormden een aanzienlijk deel van onze opleiding. In Antwerpen volgde een clash: slechts een paar computers waar nauwelijks iemand in was geïnteresseerd. Het leerde me voor eens en voor altijd dat er niet één juiste weg is, dat ik vooral mijn eigen weg moet volgen. Dat wat hip en trendy is, bepaald wordt door de context van tijd en plaats. Ondertussen is men in Frankrijk ook de schilderkunst aan het herontdekken. Men heeft immers beseft dat videokunst en dergelijke niet zo goed liggen bij verzamelaars.”

 


Alchemie met glas en textiel


Een week voor ze naar België vertrok, ontdekte ze dat men hier geen Frans spreekt. Dat was maar één van de vele eyeopeners die ze op haar pad tegenkwam. “Ik werd meteen verliefd op Antwerpen, het was een coup de foudre, en ik woon er nog steeds zeer graag. België heeft als voordeel een zeer dynamische, levendige kunstscene te hebben. In Frankrijk is het meer gesloten, voor een kunstenaar veel moeilijker uit het regionale circuit te breken. Hier zijn de mogelijkheden quasi eindeloos. Meteen na aankomst kreeg ik als opdracht een eigen expo op te zetten. Zoiets is in Frankrijk ondenkbaar. Daar blijft alles meer besloten binnen de muren van de kunstscholen.”

 

Ondertussen is Laure Forêt een veelgevraagde gast op tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Ze reist vaak heen en weer tussen België en Frankrijk, en geniet van residenties op diverse plekken. Groepstentoonstellingen vindt ze het fijnst, omdat hierdoor haar eigen werk ook rijker wordt. “Het werk van anderen inspireert en voedt me.”

 

Je zou Laure een rusteloze ziel kunnen noemen. Een zoeker die nimmer ophoudt. Een vorser die zich heeft vermomd als kunstenaar. Haar werk beweegt zich vlot tussen techniek, chemie en esthetiek. Met een beetje fantasie zie je in haar een hedendaagse alchemist, die fragiele materialen als glas en textiel weet om te zetten tot tactiele schoonheid, tot onvermoede nieuwe amalgamen.

 

De wetenschapper die zich bedient van de verbeelding komt het verst. De kunstenaar die zich inlaat met velerlei disciplines boort een onuitputtelijke bron aan. Laure: “Vraag me niet om eindeloos hetzelfde te doen. Ik ben niet iemand die bij één techniek kan blijven. Het onderzoek interesseert me, het experiment. Er moet een risico aan verbonden zijn, het moet kunnen falen. Ik heb die motor nodig, anders verveel ik me in mijn atelier. Zodra ik iets onder de knie heb, taant mijn interesse. Het mag niet té makkelijk worden. Dat is het verschil met een ambachtsman: bij de kunstenaar primeert het experiment. Het is niet mijn bedoeling om in herhaling te vallen.”

 


Tussen design en kunst


De huidige focus van Laure ligt op het assembleren van zorgvuldig gesneden en geslepen stukjes glas, ook wel de Tiffanytechniek genoemd, naar de bedenker die nog steeds wereldvermaard is om zijn lampen. Het ontwerp wordt gemaakt op de computer, daarna volgt het zorgvuldige puzzelen, het omranden met koperfolie en het solderen met tin. Wanneer ik Laure vraag of het geen gevaar inhoudt, het werken met glas, zegt ze dat haar handen ondertussen een en ander gewend zijn. “Het lijkt of ze zich hebben aangepast. Ik heb al een hele tijd geen wondjes meer. Mijn voeten daarentegen blijven gevoelig. Ik mag dus niet blootsvoets rondlopen in mijn atelier.”

 

Een paravent is haar grote werkstuk voor deze zomer. “Glas kiezen is als in een snoepwinkel staan. Zoveel mogelijkheden: al die kleuren, al dan niet transparant, al dan niet spiegelend. Voor dit ontwerp koos ik voor huidkleurige tinten, het is een kamerscherm dat wordt geconcipieerd als een tweede huid: het verhult, maar is toch wat doorlaatbaar. Daarom zijn sommige vlakjes doorzichtig, en zijn ze niet hoekig maar afgerond, zodat het geheel iets organisch krijgt, als lichaamscellen.”

 

Zelfs een designstuk als een paravent krijgt bij Laure Forêt een dubbele bodem. Het scherm snijdt de kamer in twee, zoals de huid de grens is tussen binnen- en buitenkant. Wat speelt zich daar af onderhuids, wat onttrekt zich aan ons oog? Een opwindend kat-en-muisspel tussen tonen en verbergen, tussen opaak en niet-opaak. 

 

 

Omzichtig ontrafelen

Gewoon verderwerken met glas, zou betekenen dat Laure in haar comfortzone blijft. Dus experimenteert ze ook met parelmoer, waarmee ze losse gebogensculpturen maakt. Er ligt zelfs agaat klaar in de voorraadkast, de licht doorlatende, veelkleurige halfedelsteen waarmee ookSigmar Polke glasramen ontwierp voor het Grossmünster in Zürich. 

 

“Ik zie mijn werk als onderzoek naar de materialen, dat parallel ook een onderzoek naar mezelf in gang zet. Tevens is het een geschiedkundig onderzoek, een poging tot behoud van ons patrimonium, doordat ik me verdiep in oude technieken.” Zo toont ze hoe ze het tin na het solderen omtovert tot een bronskleur door een patine aan te brengen die een oxidatieproces opwekt. In een Frans atelier onderlegde ze zich tevens in keramiek, en maakte ze een reeks die wij alvast interpreteren als ‘reversed breasts’, kleine witte sculpturen met de suggestie van zilverkleurige tepels aan de binnenkant, aangebracht met een glacis. Geïnspireerd op de modesector exploreerde ze het procedé van velours dévoré, waarbij een zuur wordt aangebracht op fluweel. De natuurlijke vezels lossen op, worden als het ware opgegeten of ‘gedevoreerd’, waardoor enkel de synthetische vezels resten en een semitransparant patroon ontstaat. 

 

Het meest delicate materiaal nam ze tot zich tijdens een residentie op Isola Comacina. Kostbare zijde, waarmee ze een waar monnikenwerk verrichte. In het midden van de dubbel geweven, tweekleurige stof ontrafelt ze omzichtig draadje per draadje, zodat in het midden een rode vore ontstaat. Laure: “Ik doe wat je als kind precies leert niét te doen: trekken aan het loszittende draadje. Iets wat eigenlijk ongeoorloofd is, want zijde is zo duur dat je de stof niet wil schenden.” De parallel met de huid is snel gelegd. Krassen is uit den boze, automutilatie is in onze maatschappij een groter taboe dan een verslaving aan alcohol of nicotine. Als de vernietiging maar onzichtbaar blijft, als het verderf maar aan de binnenkant blijft. Op subtiele wijze beslist Laure toch de stof open te maken, zoals men zou snijden in een huid. Het rood dat vrijkomt is zowel bloedmooi als enigszins schrikwekkend. Heiligschennis van het vlees. 

 

 

Opgegeten fluweel

In het hoofd van Laure staan de ideeën in de wachtrij om gerealiseerd te worden. “Ik besef dat het een luxeprobleem is. Mijn leven zal nooit lang genoeg zijn om alles wat me boeit te bestuderen en te begrijpen.” Als ze even door het bos de bomen niet meer ziet, keert ze terug naar het tekenen, wat ze ondanks haar rijke praktijk als haar kernbezigheid beschouwt. “Het zorgt ervoor dat ik kan ‘re-centeren’, maar helpt me ook om mijn andere werk weer helder te zien en nieuwe inzichten op te doen. Bij voorkeur werk ik op een plat vlak, ik ben iemand die tweedimensionaal denkt. Door in mijn tekeningen ook borduurwerk en draad te integreren, creëer ik extra volume. Een dimensie waarover ik geen controle heb. Dat spel tussen loslaten en dirigeren intrigeert me heel erg.”

 

Meest aansluitend bij het tekenwerk zijn haar Rhizomes, quasi onfotografeerbare witte werkjes in droogdruk op papier. Hier lijkt de onderhuidse spanning van aders zich naar de oppervlakte te werken, alsof de huid faalt in haar poging om te verhullen. Het zijn dezelfde vertakkende vormen, die je zowel als een wortelgestel of uitwaaierende bloedvaten kunt zien, de je terugvindt in haar werken met velours dévoré. “Mensen houden ervan om alles in vakjes te stoppen: de mens, de dieren, de planten. Terwijl ik het net heel fascinerend vind om na te gaan hoe alles verbonden is en we aan de basis hetzelfde zijn.

 

Ik geloof ook niet in het scherpe onderscheid tussen geest en lichaam. Zelf heb ik een heel gevoelige huid, die haar eigen taal spreekt, vaak verbonden met mijn emoties. Ik kan ertegen vechten, of ermee in dialoog gaan. Mijn werk is een manier om haar een stem te geven. Te erkennen dat grenzen vloeibaar zijn, en dat een oneindige schoonheid opent als we dat inzicht toelaten.” 

 

Annelies Vanbelle voor Art Couch magazine, 07/2019
www.theartcouch.be